zondag 31 mei 2009

Het Johanneskevertje

Het is zondagmiddag 1e pinksterdag. Het is warm. Ik zit buiten op het terras te lezen in Berichten uit Kolyma van Varlam Sjalamov. Het is geen opwekkend boek, Eerder deprimerend. Sjalamov beschrijft het leven in de Russische strafkampen in Kolyma op een droge bijna afstandelijke manier, maar ook zo indringend dat het je niet loslaat.  Ik lees de grafrede waarin Sjalamov een aantal gevangenen beschrijft die in het kamp gestorven zijn aan de gruwelijke ontberingen en mishandelingen. Ieder pericoop begint met de regel: ...... is dood. Op de plaats van de puntjes een naam. Het is warm. De teksten die ik lees maken me wat somber. Ik kijk op de tafel en zie een wonderlijk tafreel. Een klein kevertje is wat ongelukkig geland. Zijn vleugeltjes zitten raar opgevouwen onder zijn dekschild. Hij heeft wat room op zijn kopje zitten. Kennelijk heeft hij bij de landing het koffiekopje geschampt. Hij ziet er prachtig gekleurd uit. Zijn kop is van een soort metalicgroen en zijn schild is gestreept bruin, glanzend gepolijst. Ik ben even afgeleid van mijn boek als ik zie hoe het kevertje met zijn beide voorpootjes probeert de smurrie van zij kopje te poetsen. Als ik goed kijk zie ik dat op zijn kop een paar heel fijne sprietjes zitten, een paar minuscule  antennetjes. Als dat maar goed gaat denk ik. Ik lees verder en kom weer in de ban van het boek. Ik lees hoe mensen onder erbarmelijke omstandigheden toch wilden leven en  overleven. Hoe kostbaar is het leven. Ook in de kampen in Kolyma. Voor mij op tafel zit een glanzend kevertje. Zijn snuit is schoon en nu zie ik dat hij met zijn achterpootjes het schild aan het poetsen is.  Hij poets voor zijn leven bedenk ik. Als alles niet goed in orde is kan het niet vliegen en voedsel opsporen. Het wil leven en daarom poetst het. Even later opent het kevertje zijn vleugeltjes en het vliegt. Eerbied voor het leven zou de normaalste zaak van de wereld moeten zijn. Eerbied voor het kleinste schepsel en eerbied voor een mensen leven. Ik lees Sjalamov en begrijp dat er maar weinig nodig is om die eerbied te verliezen ter wille van een systeem. Of van een geloof bedenk ik en denk aan al die zelfmoordenaars die gelukkig zijn als ze zoveel mogelijk levens vernielen. Ik begrijp er weinig van. De wereld kan zo mooi zijn. Een klein kevertje liet me zien hoe waardevol het leven is. Het is zondagmiddag en het is warm. Het is tijd om wat anders te gaan doen.
  

maandag 25 mei 2009

Empty nest syndroom



We hadden bedacht dat in onze tuin een plaats moest zijn waar vogels zouden kunnen nestelen.
Het is in onze tuin een drukte van jewelste. Er zijn meezen in verschillende soorten, drukdoenerige mussen, luidkeels zingende merels, vinken met hun typische "hatsjoe"aan het eind van hun liedje, een enkele roodborst laat zich zien evenals de groenling, de vlaamse gaai, de kraai en zo nu en dan een sperwer. Er moest een nestkastje komen. Mijn vrouw wees de juiste plek aan en ik timmerde het kastje min of meer vakkundig aan de pergola op een zodanig plaats dat mijn vrouw vanuit de woonkamer goed zicht had op eventuele bewoning. Ze had ook uitgedokterd dat ze het kastje in het oog kon houden als ze buiten op het terras zat en ook vanachter uit de tuin, zittend op haar ligstoel. Het wonder gebeurde. Een koolmees inspecteerde de woning. en begon aan het aanvlieggat te beitelen. Kennelijk was het gaatje niet groot genoeg, maar na een paar dagen werk bekeek het meesje het resultaat en besloot over te gaan tot het bewoonbaar maken van de kast. Het aanvliegen van de nodige materialen werd door mijn vrouw met belangstelling gevolgd en voorzien van het nodige commentaar. Het werd stil rondom de kast. Wat het echtpaar mees had gedaan was niet helemaal te volgen geweest, maar er was reden om aan te nemen dat het beminnen niet zonder gevolgen was gebleven en dat er nieuw leven was te verwachten. Mijn vrouw volgde het proces op de voet. Het broeden van de mezen maakte wat bij haar los. Ze maakte zich ongerust als er te lang geen mees uitvloog om wat te eten en ze werd kwaad als er een vlaamse gaai of kraai in de buurt kwam. Soms stond ze onder het kastje te luisteren of er al iets te horen viel. Op een gegeven moment werd de stilte doorbroken en begon het mezenpaar voedsel aan te voeren. Onwaarschijnlijk veel wormpjes en rupsjes en ander eetbaar spul werd de legkast binnen gevlogen. Het was kennelijk nooit genoeg. Het kijken naar het aan en uitvliegen werkte als een verslaving. We gingen geen dagen meer fietsen, want er komt een moment dat de jonge mezen gaan uitvliegen en dat wilde ze graag meemaken. Op een dag verscheen er voor het eerst een mezenkopje in de nestopening. Het keek even schichtig naar buiten. Het zag een wereld die hij alleen maar kende van de wormpjes en de piertjes. Nu zag het een wereld die er groot en opwindend uitzag. Dit moest het jong nog even verwerken. Opwinding rondom het huis. Het uitvliegen kon elk moment plaatsvinden. Het nestkastje werd bijna geen moment meer uit het oog verloren. Stel je toch eens voor dat je na al die weken van observeren en meeleven de finale slag zou missen. Zo werd het avond en het zou de laatste avond zijn. De morgen kwam in alle stilte. Geen getwitter, geen gevlieg! Enkel stilte. De vogels waren gevlogen. Mijn vrouw keek teleurgesteld in de vroege morgen naar het lege nest. Geen spoor te ontdekken van wie dan ook. Ze opende het kastje en zag dat het verlaten was. Een gevoel van leegte bekroop haar. Er was iets uit haar weggevlogen naar een onbekende bestemming. Het nest was leeg.        

zondag 17 mei 2009

Stille zondagen

Als de zondagmorgendienst in mijn dorpskerk een afspiegeling is van de vitaliteit van deze PKN gemeente dan kun je bepaald niet spreken van een sprankelende gemeente. Die diensten zijn over het algemeen oersaai. Net zo saai als honderden andere diensten in soort gelijke kerken denk ik. De honderd kerkgangers zijn grijs en oud met hier en daar een paar verdwaalde jonge mensen. De verdwenen jongeren die ergens anders zijn  gaan kerken zouden de kerk kunnen vullen. Het aantal kinderen dat de kindernevendienst bezoekt is derhalve te tellen op de vingers van een hand. Vaak is het rijtje kinderen dat achter hun lantaarntje aan naar de andere ruimte gaat het meest spannende van de dienst.  De liederen die gezongen worden stammen uit een ver verleden met zo nu en dan een niet te zingen lied uit het bundeltje Tussentijds. Kortom, er zit weinig leven in die diensten. Nu zijn er altijd wel een aantal mensen die dat met lede ogen aanzien en zo kon het gebeuren dat er een muziekcommissie werd benoemd die er voor moest zorgen dat er in de diensten muziek werd gemaakt. Zelfs in de liturgie die bij ons in de dorpskerk wordt gebruikt zijn een aantal momenten te vinden voor muzikale expressie en of verdieping. De commissie vond het belangrijk dat vooral muzikanten uit de eigen geledingen zouden komen spelen en zingen. Het mes snijdt dan aan twee kanten. De diensten worden aantrekkelijker en jonge muzikanten en zangers worden weer betrokken bij de diensten. De commissie slaagde erin om tientallen musici te mobiliseren en in bijna iedere dienst waren ze te horen. De lofzang klonk op in de gemeente en ook het applaus. Er was evenwel buiten het moderamen van de kerk gerekend. Dit gezelschap vond dat er toch ook diepgang in de diensten moest blijven en dat niet iedereen gelukkig was met al die onrust in de diensten. In haar wijsheid verordeneerde ze dat er minstens 26 diensten  moeten zijn waarin niet gemusiceerd mag worden. Dit zijn de "stille diensten". Het is een merkwaardige besluit. Uiteraard wordt zo'n beslissing ook niet genomen in overleg met de betrokkenen, maar komt het naar buiten in een mededeling aan de kerkenraad.   Stel je toch eens voor dat de diensten in die oude dorpskerk uit de hand zouden lopen en dat hetmaar  een vrolijke bedoening zou worden met zingende en musicerende mensen die het fijn vinden om  hun God te prijzen met hun gaven. Misschien hebben de wijze mensen in het moderamen gedacht dat mensen die  van mooie muziek genieten niet op de goede weg zijn en dat voorkomen moet worden dat de diensten gaan lijken op de bijeenkomsten van al die vrije kerken waarin wel gespeeld, gezongen en geklapt wordt.  De oude dorpskerk is eerbiedwaardig en grijs en oud. Het is er vooral stil. Heel vaak ook op zondag. Het zal nog stiller en leger worden.  

dinsdag 5 mei 2009

Inburgeren

De beste manier om in een dorp ingeburgerd te raken is lid van de kerk te worden of muziek gaan maken in de dorpsharmonie. Ik heb voor beiden gekozen. In de korst mogelijke tijd leer je mensen kennen, en je leert de mores van  je nieuwe dorp. Het dorpsleven heeft iets eigens. Neem nu het gegeven dat bijna alle buurten een eigen buurtvereniging hebben. Het is folkloristisch en de stadsen zullen er een beetje meewarig naar kijken. Ik moet toegeven dat ik dat ook wel een beetje heb.
Nu wil het geval dat de harmonie waarin ik speel de gewoonte heeft om eens in de twee jaar een buurtfeest muzikaal op te luisteren. Zo verschenen we op een warme zaterdagmiddag, verkleed in ons uniform, op een camping waar het feest plaats vond. Ik had geen idee wat er stond te gebeuren. Duidelijk was dat het feest al geruime tijd bezig was, want er heerste een bijzonder opgewekte stemming. Mannen met een bierglas in de hand voerden luidruchtige gesprekken over gavelgooien, fladderschieten en andere onduidelijke zaken. Vrouwen hadden wat verhitte gezichten van de wijn die in grote glazen werden meegevoerd. Kortom. het was warm en het feest was nog niet voorbij. Op verzoek van een mevrouw die onverstaanbaar was door de geluidsinstallatie trokken we met z'n allen naar een groot veld. Hier bleek dat ene Theo  de linker vleugel van een vogel had geschoten en dat hij daardoor de de nieuwe schutterskoning van de buurtvereniging was. Ik hoorde dat Gerrit Scheurink de staart van de vogel had afgeschoten. Van mij had hij de koning mogen worden. Maar goed, het was tijd voor de huldiging van Theo. Gekroond met een kroon die wat aan de kleine kant was en een rode mantel schreed hij  naar een paar klaar staande stoelen. Hij werd vergezeld door zijn vriendin die kennelijk op grond van die vriendschap de nieuwe koningin was geworden. Ze had een extravagante hoed op, een brede sjerp om en een lange jurk aan. Het leek me een heel vriendelijke koningin toe, die wat onhandig met een  grote bos bloemen in haar hand haar hoed probeerde vast te houden die door de stevige wind werd belaagd. We zetten ons in postuur om het buurtvolkslied te spelen. Uit een hoek van het veld schreed een geheel in wit gekleed manspersoon te voorschijn met een enorme grote vlag. Het bleek de plaatselijke vendelzwaaier te zijn die de nieuwe koning en koningin hulde toe zou zwaaien. De zon scheen, de wind waaide en de harmonie zette stevig het lied in. Luidkeels meegezongen door de aanwezigen. Het leek me toe dat de tekst niet algemeen bekend was. De vendelzwaaier trok zich daar weinig van aan.Hij had alle aandacht nodig om zijn stok hoog te houden. Nadat de vendelzwaaier min of meer uitgeput het terrein verliet hief de harmonie het Lang zal die leven aan, om de plechtigheid serieus te beeindigen met het Wilhelmus. Ik had de idee dat de tekst enigszins aangepast was. Ik begreep dat in de uren voor onze aanwezigheid al de nodige spelletjes waren gespeeld. Het vogelschieten en het ringsteken daar kon ik me nog iets bij voorstellen net zoals sjoelen en schijfschieten, maar wat te denken van het fladderschieten en het gavelgooien. Mijn fantasie raakte een beetje op hol. Wat is een fladder en waarom schiet je het kapot of loopt iemand te fladderen en wordt daarop geschoten? Waarom zou je een gavel weggooien en waar naar toe? Ik kwam er niet uit. Het werd tijd voor het hoogtepunt van het feest, het  welbekende stoelendansen.  De mannen en vrouwen, sommigen nog met een bierglas in de hand, begonnen  langzaam naar de grote kring stoelen te lopen. Er hing een broeierige sfeer in de lucht en als vanzelf vormde zich een kring om de stoelen die zich langzaam in beweging zette. De harmonie begon te spelen en de kring bewoog zich nu schokkerig van stoel naar stoel in een steeds hoger tempo. Tot de muziek onderbroken werd door een paar slagen op de grote trom en de menigte zich op de stoelen stortte. Een mevrouw, nog steeds met een nu leeg glas in de hand bleef staan en keek wat verdwaasd rond op zoek naar een lege stoel die er niet meer was. Ze liep wat onzeker naar de kant terwijl de  kring die zich weer in beweging zette.
Steeds viel er iemand af en werd de afstand tussen de stoelen groter en werd er sneller gelopen. De hoofden werden roder en de spanning nam toe. Het was nu een serieus gevecht geworden. Na iedere slag op de grote trom stortte men zich op de stoelen, die daar soms niet op berekend waren, zeker niet als er twee mensen dezelfde stoel besprongen. Het was geen toeval dat dat vaak gebeurde als een mevrouw al op de stoel zat. Een vrouw, achterna gezeten door een mannelijke rivaal, probeerde een lege stoel te bereiken, ze struikelde en viel onder uitbundig gelach languit in het zand, wat haar kapsel en kleding geen goed deed. Ze scheen het niet te merken. De paar jonge mannen die uiteindelijk overbleven slopen als jachtdieren om de enig overgebleven stoel terwijl de harmonie de spanning opvoerde door eindeloos te blijven spelen. Plotseling was het over en stond een van de jonge mannen wat beteuterd te kijken en te kuisteren naar het Lang zal die leven. Het feest was afgelopen en men begaf zich naar het cafĂ© om nog wat na te drinken. Wij deden min of meer dapper mee met onze consumptiemunt.
Toen ik naar huis fietste realiseerde ik me dat ik  in  wijk woonde van deze buurtvereniging en dat de kans best groot zou zijn dat ik volgend jaar met een gavel zou gooien of een fladder zou raken. Ik wist niet of ik dat leuk zou vinden.