maandag 25 februari 2013

Kijken en zien

Er is volgens mij een verschil tussen kijken en zien. Ik hou van moderne schilderkunst en een van mijn favoriete schilders is de Joods-Russische schilder Marc Chagall. Zijn kleurrijke en uitbundige surrealistische schilderijen zijn heel bijzonder. Mensen zweven door de lucht, violisten spelen op hellende daken, engelen gluren uit allerlei hoeken en gaten naar mensen en koeien en hanen lijken ons uit te dagen. Ik kijk vaak naar het schilderij "De wandeling" Centraal op het werk staat Chagall met zijn bruid Bella. Chagall staat stevig op de grond terwijl aan zijn linkerhand Bella als een ballon in de lucht zweeft. In zijn rechterhand houdt Chagall een duif.Wie goed kijkt ziet nog meer elementen zoals een gedekte tafel, een vreemd grazende koe, een roze kerk..
Waar gaat het in dit werk over?
Volgens Chagall is de liefde als een zweven, als een dans naar de hemel. Vandaar dat Bella zwevend is afgebeeld .Chagall staat stevig op de grond.Hij voelt zich zeker in zijn liefde voor Bella en hij is een vrij man. De duif staat voor vrijheid en de koe staat voor een weldadig leven overvloeiende van melk, boter en vlees.
Zo is kijken en zien geworden.
Zo kun je ook naar de kerk kijken. Het is vaak net zo surrealistisch als het beschreven schilderij.
Wat stelt het voor? Of is het wat stelt het nog voor?
Iemand (zoals een van mijn vrienden) die onwetend een kerkdienst bezoekt kijkt er met verwondering en verbazing naar. Hij ziet mensen in banken zitten die kijken en luisteren naar een man in een jurk, (uitspraak van een van mijn kinderen), die allerlei handelingen uitvoert. Er worden handen geschud,brood en wijn gedeeld, er hangen en liggen gekleurde doeken gekleurde men staat op en gaat weer zitten, men zing zo nu en dan een paar zinnen. Regelmatig wordt er gezongen en soms wordt een steentje weggedragen (een in memoriam). Het hoogtepunt is het moment dat de man in de jurk de kansel bestijgt om te gaan spreken.
Het zijn allemaal symbolen, net zo als in De Wandeling.
Ik wil die symbolen niet gaan uitleggen, ze horen kennelijk bij de kerk.
Het mooist symbool vind ik de overeenkomst met de in de lucht zwevende Bella en de kansel bestijgende voorganger. Beiden los van de aarde en wat dichter bij de hemel. Met wat geluk komt de hemel in de kerk.
Wat een feest zou her zijn als de kerk eens vol zou hangen met de schilderijen van Chagall om ons er aan te herinneren dat de Liefde ons vrij maakt van het aardse. Er valt veel te zien in de kerk, maar het meeste van deze is de Liefde
 

maandag 18 februari 2013

Trombonisten


                                
Muzikanten zijn over het algemeen leuke mensen, want er valt altijd wel iets over ze te vertellen. Neem nu mensen die op een trombone spelen. Over hen gaat het volgende verhaal.      In de bigband waarin ik speel zit de trombonesectie pal achter me. Ik wordt dus bij iedere repetitie en bij iedere uitvoering geconfronteerd met waarschijnlijk de meest 
luidruchtige groep blazers die de band rijk is.
Het probleem met trombonisten is dat ze niet worden begrepen. Er zijn dan ook wel een
aantal merkwaardige zaken te constateren.
Laten we eerlijk zijn, het instrument is een typisch mannelijk instrument. Je hoeft geen
psychologie te hebben gestudeerd om te begrijpen wat Freud ooit bedoelde toen hij het over mannelijke symbolen had.  De schuiftrombone is er zo een. En mannelijk klinkt het als de trombone stevig wordt aangeblazen. Mooi, mooi, dat wel, maar hard. Aan de andere kant klinkt ze typische vrouwelijk. Het gemak waarmee een trombone van de ene noot naar de andere glijdt, het zogenaamde glissando, en de soepele en lenige klank als de trombone zachtjes (piano) speelt is heel vrouwelijk. En daar zitten dan de jongens en meisjes te schuiven, soms als stoere mannen en dan weer een beetje vrouwelijk.
Eigenlijk moet je ze zien spelen. Het zijn heel drukke muzikanten. De meeste andere
muzikanten drukken wat klepjes dicht of duwen wat ventielen naar beneden maar trombonisten veranderen continu de lengte van hun instrument om een andere noot te kunnen spelen en dat is bij de hoeveelheid noten die ze tegenwoordig blazen een heel gedoe. Ik vindhet knap dat op iedere positie, een grondtoon noemen ze dat, weer een stuk of zes andere tonen kunnen blazen. Eigenlijk spelen ze op een soort natuurhoorn. Je hoort mij niet zeggen dat ze op een veredelde midwinterhoorn spelen of op een klein soort alpenhoorn maar je komt zo toch wel op ideeën.
Een gesprek over hun instrument aan de bar levert vaak onbegrijpelijke informatie op.
“Hij klinkt een beetje schraal in de beker” hoorde ik iemand zeggen.
“ja, ja, mijn C klinkt aan het eind van de noot in de beker vals”
“Hij heeft een kale klank en het is moeilijk de toon open te krijgen”,
“En hij heeft een luie slof”. Bij dat laatste keek hij bijna triomfantelijk. Het leek me niet al te best toe.
“De gooseneck zit wel goed”.
“Een klein beetje te veel doorgebogen, hij leunt wat”
“Zit er een kwartventiel op?” Kwartventiel dacht ik, en mijn gedachten vlogen op hol.
 Zie je wel, ze willen ook ventielen op hun instrument hebben. Maar waarom dan zo’n kleintje?. 
Neem toch een hele ventiel in plaats van een kwartventieltje”.
Het ventiel waar ze het over hadden bleek een soort haakje te zijn. Een wel heel flauwe
afspiegeling van een echt ventiel. Onbegrijpelijk En dan te bedenken dat op een bastrombone twee van die dingetjes zitten.
“Kun je me een ‘Bucket mute’ lenen?”, ging het gesprek verder
“Nee, maar wel een plunger of probeer het eens met een bubble mute, ik heb ook wel een
wow-wow en een wah-wah voor je” Ze hadden het over dempers begreep ik. Onbegrijpelijk.
Emmers en ontstoppers, keukengerei, in de koffer van trombonisten. Je hoort mij niet zeggen dat het vreemde zaken zijn, maar je komt zo toch wel op ideeën. 
Maar ik mag ze wel.