maandag 26 november 2012

Zingen

          Muzikanten houden over het algemeen wel van zingen, alhoewel dat nog niet wil zeggen dat ze ook kunnen zingen. In mijn geval gaat dat wel een beetje op. Je moet me niet vragen voor een koor. Ik ben een soort bariton en in de meeste koren, (afgezien van mannenkoren dan) kunnen ze alleen maar bassen of tenoren gebruiken. Bovendien ben ik niet stemvast. In de politiek ben ik dat redelijk, maar in een koor steun ik toch wel heel erg op mijn naasten. Laat onverlet dat ik wel graag zing. Op zondagmorgen zing ik in de kerk meestal van harte mee met, of het moet een liedje zijn met van die merkwaardige intervallen die behoren tot de modernen en met teksten die ik een tal keren moet lezen voordat ik ze begrijp. Tegen de tijd dat ik begrijp wat er gezongen wordt is het liedje al weer voorbij. In mijn kerk wordt eens in de maand een dienst gehouden waar alleen gezongen wordt. Er is wel iemand die de liedjes aan elkaar praat en een stichtelijk woord spreekt, maar het gaat om het zingen. Meestal zijn het versjes uit de oude doos en een enkel opwekkingsvers. Dat is wel begrijpelijk want de mensen die verschijnen in een zangdienst zijn, zoals ik,  redelijk op leeftijd. Een grijze golf zeg maar. Afgelopen zondag was het niet anders. Veel mensen, veel grijs en veel oude liedjes. Het zingen wordt begeleid door een orgel en een piano. Al bij het eerste liedje blijkt dat de organist een voorliefde heeft voor een heel zwaar en donker geluid. Het orgel dat ik smorgens in volle glorie had gehoord was veranderd in een amechtig hijgend instrument dat slepend achter de zingende gemeenschap aan kwam. Het trage tempo werd consequent aangehouden, of het nu een vrolijk liedje was of niet. De pianist probeerde er de vaart in te krijgen, maar moest het afleggen tegen het geweld dat boven de balustrade uitkwam. Na een paar liedjes kwam er een vermoeidheid over de gemeenschap. Alleen toen gezongen werd: "Als op 's levenszee de stormwind om u loeit, als ge tevergeefs uw arme hart vermoeid" veerde men op omdat het orgel op adequate wijze voor de begeleiding zorgde. Na de meditatie, die de zeer toepasselijke titel droeg: Het is de hoogste tijd, werd het bekende lied:"Eens als de bazuinen klinken klinken, uit de hoogte,links en rechts" gezongen. In slow motion gingen we voorwaarts zonder het geluid van trompetten en bazuinen, en dat zes coupletten lang. In het laatste couplet was  sprake van spoed en haast. We hadden het tempo van een slenteraar bereikt. We verlangden naar stilte en koffie.
Bij de koffie kwam ik de organist tegen.Hij zag er bezweet uit. "Geweldige dienst, geweldige dienst" riep hij. Hij was kennelijk ergens anders geweest.
Waar waren de muzikanten die voor emotie, enthousiasme en inspiratie kunnen zorgen?

Het Lohmanorgel
Ik hou van zingen, maar niet altijd.     

zaterdag 24 november 2012

Stamboomgedachten

Eens in de zoveel tijd ben ik bezig met mijn familiestamboom. Er sterft een oom, een nicht laat weten dat een oude  tante niet meer is. Geboortekaartjes, trouwbeloften. Verre neef komt vragen hoe het gaat. Mijn familie groeit en krimpt. De tijd neemt en geeft, vergeet en vertelt. Mijn stamboom is geschiedenis en herinnering, verleden en heden.

Mijn moeder
Dan is het tijd om mijn familie te bezoeken en aan te passen wat de tijd heeft aangebracht.Steeds is daar het moment dat ik mijn jonge moeder zie, mijn vader ook. Maar moeder heeft toch steeds de aandacht. Mijn vader was een muzikant, mijn leraar en een beetje vriend.Mijn moeder was een wat stroeve Drentse schippersdochter uit 1912 en met haar was ik minder vertrouwelijk .Er waren geen intieme of vertrouwelijke gesprekken, zoals ze die met mijn zusje had. Jongens zijn anders hé? Maar soms waren er toch momenten van vertrouwelijkheid. Ik had echter zelden de vrijmoedigheid om dat te zeggen wat gezegd had kunnen worden. Het bleef stil. We zwegen. Vandaag zag ik mijn moeder weer en ik had haar veel te zeggen.Toen moest ik denken aan dat prachtige moedergedicht van Gerrit Achterberg.


                                                                              Moeder
                                                       Ik zat met moeder aan de haard, zij breide
                                                       en ik deed niets dan cigaretten roken.
                                                       Ze zei: Jongen, je moet niet zoveel roken;
                                                       je moet er morgen mee uitscheiden.

                                                        Ik ben het haardvuur nog wat op gaan stoken;
                                                        horende hoe het zachtjes in mij schreide,
                                                        omdat het niet kon worden uitgesproken,
                                                        wat zich vlakbij voor eeuwig wou bevrijden.

                  Dit tere gedicht van Gerrit Achterberg is een kleinood binnen het  oeuvre van Gerrit Achterberg. Het is begrijpelijk, compact, en ingenieus gecomponeerd. Zoals bij al zijn poëzie kun je ook hier tussen de regels door lezen; er wordt altijd meer gezegd dan er staat, om met Nijhoff te spreken. Ik word geraakt door de gelatenheid en onnrust van de ik-persoon in het eerste couplet en de wanhoop in het tweede couplet en het bijna aanraakbare, onuitgesproken verdriet van de zoon naar zijn moeder.
                  

                  Terug naar de verleden tijd.We zaten bij elkaar. Mijn moeder spreekt en draait er een beetje omheen, ik wil spreken en zwijg. Twee gesloten naturen, dicht bij elkaar- mijn moeder raakt me in mijn hart, zonder dat ze zich ervan bewust is,-en ik laat de kans voorbijgaan en ben me ervan bewust. Zo vertrouwelijk en toch zo vreemd.Moeders, soms zo dichtbij en soms zover van je verwijderd. Ik had je lief.
                  Een stamboom opzetten en bijhouden is meer dan het invullen van allerlei data.

zondag 18 november 2012

Het beloofde land


Als rechtgeaarde Tukker heb ik een zwak voor de poëzie van de Enschedese schrijver/dichter Willem Wilmink. Deze week las ik voor het eerst de gedichten uit zijn bundel Het beloofde land. Gedichten die passen bij de schilderijen van de Ootmarsumse schilder Ton Schulten.

Sommige dichtregels komen over als komende uit een andere tijd. Neem een zin als: “Zal ik buiten de tijd hun nieuwe stad begroeten, waar laat nog licht brandt in een ochtendvisioen?” uit het gedicht Uit de tijd gekomen. Of : “Al die herinneringen zijn eenzaam nu zij ze niet meer weet:” (Uit: In memoriam Ans). Deze zinnen wil ik lezen voor het slapen gaan. Ik wil er over mijmeren en nadenken. Neem een zin als: "De toekomst is er nu allang, maar onze toekomst maakt ons bang".
 Het is een verrassende uitspraak en tekenend voor onze tijd.

Wilmink is een meester in het beschrijven van emotie. Het gedicht Mijn zuster Chaie is daar een voorbeeld van. Melancholie past hem als een maatpak van Hans Aartsen maar is geen reden tot somberheid. Wilmink laat in zijn goddeloosheid meer zien van God dan hem waarschijnlijk lief is. Hij houdt ons soms een spiegel voor als hij in zijn Nieuw Kerstlied optekent: “Uit Uw kruis is munt geslagen, Jesu lieve Heer.”

Wilmink heeft me weer verrast. Hij schrijft over de gewone dagelijkse dingen in een prozaïsche aaneenschakeling van juist gekozen woorden. Ik lees hem graag en wordt er door gezegend. Als Tukker werd ik vooral geraakt door het volgende naamloze gedicht:

In ’t Nederlands is iemand dood Gegaan,

Over de reis wordt nooit meer iets vernomen.

In het Twents is iemand uit de tijd gekomen,

Dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.
 
Er valt nog veel te zeggen over Het beloofde land met zijn prachtige illustraties van Ton Schulten.
Ik kan je aanraden er eens naar op zoek te gaan.l


 

woensdag 7 november 2012

Vrede is eten met muziek

   
Vredig eten is goed eten
Want lekker eten doet men alleen in rust en vrede
Voor een goede spijsvertering is het een vereiste
Dat men elk hapje minstens vijftien maal kauwt;
Daarom eet men met muziek ook beter
Want onder vrolijke tonen bewegen de kaken vanzelf
Harmonieus en met de kaken ook de slokdarm
En later zelfs de overige dertig meter
Lange darmen in de buik.
 
Vrede is goed eten met goede muziek.
Met marsmuziek kan men beter lopen dan eten
Als men dan ook maar vredig loopt
En niet meemarcheert met een troep soldaten
Tegen andere soldaten
Dan is marsmuziek net zo bedorven
Als besmet voedsel
 
Maar bij dansmuziek is het zeker goed eten
Want dansen is geen vechten.
Wie danst, houdt rekening met andere dansers,
Zoals men onder het eten niet alle
Lekkere hapjes alleen verorbert, maar die deelt
Met de overigen, de disgenoten.
 
Lucebert (1924-1994)
 
 
 
Dit gedicht herinnert aan oorlog door vrede te beschrijven. De vrede die te vinden is in gezamenlijk eten waarbij ook ruim baan is gemaakt voor de kinderen en niet te vergeten de dieren . Daar past goede muziek bij. Ook wel marsmuziek, maar die wordt gespeeld om naar een feest te marcheren. Geen marsmuziek zoals die past bij marcherende soldaten. Dat loopt op oorlog uit. Vrede is dan pas vrede als de naastenliefde hoogtij viert en men elkaar het leven (en het eten) gunt. 
Lucebert gebruikt voor die naastenliefde het beeld van mensen die op goede dansmuziek dansen en eten en delen wat er te delen valt. Dat is omzien naar je naaste of,om in Bijbelse termen te spreken, je naaste liefhebben als jezelf. Het gedicht wordt, op die manier gelezen, een religieus gedicht.Ik lees het graag zo.
 

maandag 5 november 2012

Verandering en verlangen

Het lijkt of ik iedere dag een beetje verander. Dat gevoel heb ik nog niet zo lang. De wet van de langzame verandering gaf me lange tijd de idee dat alles bij het zelfde bleef. Maar de laatste tijd merk ik dat ik anders naar muziek luister. Op mijn ipod blader ik snel door naar liedjes die me iets vertellen. Liedjes waarin  iets te beluisteren valt van een verlangen naar de overkant. Verlangen naar de warmte van een andere wereld. Liedjes met een zweem van heimwee. Niet dat ik niet van het leven hou of melancholiek ben. Integendeel, want er is ook het grote verlangen om het leven van alledag in mijn armen te sluiten. Ik wordt omgeven door schatten van mensen die me een rijk leven geven en toch is daar het verlangen.Ik luister naar het pelgrimslied van de Zuid-Afrikaanse Amanda Strydom en raak geroerd door die paar simpele regels:
                                                
Alle pelgrims keer weer huistoe
                                                 Elke swerwer kom weer tuis
                                                 Ek verdwaal steeds op U grootpad
                                                 Soekend na U boardinghuis.
                                                                 Het verlangen is hier prachtig verwoord. Het verlangen om weer thuis te komen en toch te kunnen zeggen dat er is geleefd als een pelgrim. Een pelgrim die zijn sporen heeft achter gelaten, hij heeft op zijn tocht hier en daar wat stenen verplaatst. Het kan niet anders of ik kom bij de zanger Bram Vermeulen terrecht. In zijn ontroerend lied De Steen zingt hij ook over het verlangen om iets in het leven te hebben betekend.Het gaat ook om veranderen. Het gaat om verlangen naar een betere wereld en het verlangen een spoor achter te laten.

Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik

nooit zal zijn vergeten.
Ik lever bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verlegen

van die ene steen
de stroom nooit meer

dezelfde weg zal gaan.

Ik wil ook een steen hebben verlegd.
Ik wil mijn Schepper in de ogen kunnen kijken en kunnen zeggen ik heb Uw/mijn talenten goed gebruikt. Ik heb een steen verlegd, ergens onderweg.
             Zo zijn er meer liedjes die ik anders hoor. Ik hoor ze thuis als mijn liefste zingt,ik hoor het verlangen in de gewone versjes van vroeger en soms in de liedjes van vandaag. Ik hoor ze bij Mozart en Haydn, maar ook bij Andre Hazes en Daniel Lohuis. Ik luister op een andere manier.
Ik ben een beetje veranderd.